Blog 3 | Geluk gelul

Hoe was het op school?

Door Ellen Wels, tekstschrijver en mbo-docent Nederlands

Gelukkig, mijn eerstejaars BOL’ers niveau 2 hebben nu allemaal hun licentie voor burgerschap, dus we kunnen beginnen. Tenminste…

‘Weet u mijn wachtwoord, mevrouw?’

Het blijkt wel vaker dat mijn techniekstudenten niet zo zitten te wachten op al die online programma’s.

‘Waarom hebben we dan ook niet gewoon een boek. Dan hoef je ook niet in te loggen. Dat kun je gewoon opendoen.’

‘Ja, en waarom moeten we nou per se World hebben?’

‘World?’ vraag ik, met het idee dat er kennelijk een nieuw programma is dat de studenten moeten installeren.

‘Ja, we kunnen toch ook een schrift meenemen?’

‘Ah, Word bedoel je.’

Bij de eerste opdracht, de “vooraf” van politiek/juridisch, wordt vooral naar meningen en ervaringen gevraagd. Bij de eerste vraag moeten de studenten aangeven welke waarden ze belangrijk vinden. Een van de jongens steekt enthousiast zijn hand omhoog.

‘De waarde van mijn auto.’

Eerst de betekenis van waarden maar even uitleggen.

‘Oké,’ wijzigt de “autobezitter” zijn antwoord, ‘dan ga ik voor geluk.’

‘Geluk bestaat niet,’ roept een klasgenoot.

‘Hoezo niet, man. Ben jij depri of zo?’

‘Nee, maar iets kan geen toeval zijn.’

‘Als je de loterij wint, dan heb je toch geluk?’

‘Nee, dat is gelul, want dat is van tevoren al bekend.’

‘Wie er gaat winnen? Echt? Maar als diegene nou geen lot koopt?’

‘Ik bedoel dat volgens mijn geloof alles al vaststaat, dus dat daarom geluk niet bestaat.’

‘Wajo! Dan wil ik weten of ik die jackpot een keer win, anders hoef ik ook geen lot te kopen.’

De studenten buigen zich weer over belangrijke waarden in het leven.

‘Is eerlijkheid hetzelfde als vertrouwen, mevrouw?’

‘Natuurlijk,’ antwoordt zijn achterbuurman. ‘Als iemand te vertrouwen is, is ie eerlijk.’

‘Hm, is dat zo?’ vraag ik mij hardop af. ‘Als je vriendin vreemdgaat en ze vertelt het aan jou, dan is ze wel eerlijk, maar niet te vertrouwen.’

Dat brengt ons gelijk op de volgende vraag, namelijk welke normen er bij de door jou genoemde waarden horen. En dan blijkt dat waarden roepen toch iets makkelijker is dan het benoemen van de gedragsregels die daarbij horen. We zijn er nog bijna de hele les zoet mee.

Vijf minuten voor tijd introduceer ik het onderwerp van de volgende les.

‘Wat is het volgende week dinsdag, jongens?’

‘Dan hebben we gewoon school, toch?’

‘Ja, dat is zo, maar dan is het de derde dinsdag van september. Dus…?’

‘O ja, dan is het Prinsjesdag.’

‘Ja, inderdaad. En wat houdt dat in?’

‘Dan is de koning jarig.’

Als huiswerk geef ik op dat ze erachter moeten komen wat Prinsjesdag precies is.

‘Ik weet het, mevrouw. Mag ik het zeggen?’

‘Volgende week.’

‘Wat is het dan?’ vraagt iemand bij het verlaten van het lokaal aan de jongen die het weet.

 

‘Je moet gewoon naar het journaal kijken. Dan weet je dat soort dingen.’